Op 4 januari 1960 stierf Albert Camus onverwacht bij een auto-ongeluk, onderweg van de Franse provincie naar Parijs. Ironisch genoeg droeg hij in zijn jaszak nog een treinticket — hij had eigenlijk met de trein willen reizen, maar besloot op het laatste moment mee te rijden met een vriend. De absurditeit van zijn dood weerspiegelt op pijnlijke wijze het thema dat zijn denken doordrenkte: het leven is grillig, betekenisloos en soms wreed willekeurig. In zijn abrupte einde wordt Camus' filosofie tastbaar: geen grootse finale, geen sluitend verhaal — alleen de oproep die blijft om het absurde te kennen, en toch voluit te leven.